WOORDENSCHATOPBOUW
Het begrip wordt geduid door het presenteren van de definitie uit de kennisbasis (uitleggen), door het aanreiken van ondersteunende
theorie (uitbreiden), door het bieden van visualisatie in de vorm van film- of illustratiemateriaal (uitbeelden) en door het geven van
praktijkvoorbeelden waaruit de toepassing van het begrip blijkt (uitproberen).
Het begrip
UITLEGGEN
WAT?
UITBREIDEN
WAT IN DE THEORIE?
UITBEELDEN
WAT OP BEELD?
UITPROBEREN
WAT IN DE PRAKTIJK?
GERELATEERDE BEGRIPPEN
Omschrijving
De startbekwame leerkracht stimuleert de opbouw van het netwerk van woorden waarover de leerling receptief en/of
productief beschikt.
Toelichting
De startbekwame leerkracht dient woorden in clusters aan te beiden, zodat leerling een netwerk van woorden opbouwt.
De woordenschat van een taalgebruiker is immers geen verzameling losse woorden. De woorden vormen een netwerk van
onderling verbonden elementen. Er bestaan verschillende soorten relaties tussen woorden.
Belangrijke soorten relaties zijn:
- betekenisrelaties (zoals tussen venster – raam (synoniemen), tussen vogel –
mus (categorie en exemplaar), of tussen koekenpan – schort (context));
- vormrelaties (tussen woorden die hetzelfde klinken, bijvoorbeeld tussen woorden die rijmen (bank-rank), of woorden
die hetzelfde klinken maar iets anders betekenen (bank-bank).
Wanneer je een nieuw woord leert, krijgt dit nieuwe woord direct een plaats in dit netwerk. Naarmate je meer woorden kent
die met het aan te leren woord te maken hebben, zul je dit woord gemakkelijker kunnen leren.
Binnenkort vind je hier artikelen en verwijzingen naar (hand)boeken en internetsites die je kunt gebruiken om het
begrip nader te duiden.
Binnenkort vind je hier filmpjes of illustraties die je kunt gebruiken om het begrip te visualiseren.
Binnenkort vind je hier voorbeelden uit de onderwijspraktijk (lesvoorbeelden, checklists, kijkwijzers) om te zien hoe het
begrip toepassing kent.
Binnenkort vind je hier de begrippen uit de kennisbasis die aan dit begrip zijn gerelateerd.