WOORDENSCHATONDERWIJS AAN MEERTALIGE LEERLINGEN
DIT PLATFORM IS MEDE MOGELIJK GEMAAKT DOOR ONDERSTEUNING VAN CONTACT MET TAALME.NU DOORZOEK TAALME.NU ZOEKEN info@taalme.nu colofon
Het begrip wordt geduid door het presenteren van de definitie uit de kennisbasis (uitleggen), door het aanreiken van ondersteunende theorie (uitbreiden), door het bieden van visualisatie in de vorm van film- of illustratiemateriaal (uitbeelden) en door het geven van praktijkvoorbeelden waaruit de toepassing van het begrip blijkt (uitproberen).
Het begrip
UITLEGGEN WAT?
UITBREIDEN WAT IN DE THEORIE?
UITBEELDEN WAT OP BEELD?
UITPROBEREN WAT IN DE PRAKTIJK?
GERELATEERDE BEGRIPPEN
Omschrijving De startbekwame leerkracht sluit in zijn woordenschatonderwijs aan op de onderwijsbehoeften van meertalige leerlingen. Toelichting Taalverwervers, of het nu een eerste of een tweede taal betreft, leren op dezelfde manier woorden. Het verschil is dat tweedetaalverwervers over veel concepten beschikken vanuit hun eerste taal. Dat betekent dat nieuwe woorden leren soms alleen maar een kwestie is van een ander label aanleren. Vaak echter zullen concepten niet precies dezelfde lading dekken en is er toch ook sprake van het leren van een nieuw concept. Een leerling die over een basiswoordenschat beschikt, zal makkelijker nieuwe woorden leren. Meertalige kinderen beschikken in het Nederlands vaak niet over deze basiswoordenschat. Een meertalige kleuter zal minstens 1000 woorden moeten kennen, om gesprekken te kunnen volgen. De startbekwame leerkracht dient daarom actief en intentioneel te werken aan de woordenschatuitbreiding. De eerste 1.000 tot 2.000 woorden worden in een ervaringscontext geleerd. Leerlingen aan het einde van groep 4 zo’n 6.000 woorden moeten kennen om hun schoolloopbaan succesvol voort te kunnen zetten. Een dergelijke omvang is voorwaarde om de betekenis van nieuwe woorden te kunnen afleiden uit de context, bijvoorbeeld in leesteksten bij wereldoriënterende vakken. Bij meertalige leerlingen is zowel het aantal woorden waarover ze beschikken als ze op school komen, als het aantal woorden waarmee hun woordenschat jaarlijks groeit veel minder. De reden dat de woordenschat van Nederlandstalige kinderen vanaf het achtste jaar enorm groeit, heeft te maken met de groter wordende rol van de zaakvakken. Blijkbaar profiteren meertalige leerlingen hier veel minder van. Door hun kleine woordenschat begrijpen ze teksten vaak niet en zijn ze ook niet in staat de betekenis van nieuwe woorden af te leiden uit de context. Naast dit verschil in aantal woorden kennen de meertalige leerlingen de woorden vaak ook minder goed; ze beschikken over minder diepe woordkennis. Ook in de midden- en bovenbouw moet de woordenschatgroei van meertalige kinderen actief worden gestimuleerd. De nadruk van het woordenschatonderwijs ligt nu op de woorden die nodig zijn om de zaakvakteksten te kunnen begrijpen
Binnenkort vind je hier artikelen en verwijzingen naar (hand)boeken en internetsites die je kunt gebruiken om het begrip nader te duiden.
Binnenkort vind je hier filmpjes of illustraties die je kunt gebruiken om het begrip te visualiseren.
Binnenkort vind je hier voorbeelden uit de onderwijspraktijk (lesvoorbeelden, checklists, kijkwijzers) om te zien hoe het begrip toepassing kent.
Binnenkort vind je hier de begrippen uit de kennisbasis die aan dit begrip zijn gerelateerd.