MORFOLOGIE
Het begrip wordt geduid door het presenteren van de definitie uit de kennisbasis (uitleggen), door het aanreiken van ondersteunende
theorie (uitbreiden), door het bieden van visualisatie in de vorm van film- of illustratiemateriaal (uitbeelden) en door het geven van
praktijkvoorbeelden waaruit de toepassing van het begrip blijkt (uitproberen).
Het begrip
UITLEGGEN
WAT?
UITBREIDEN
WAT IN DE THEORIE?
UITBEELDEN
WAT OP BEELD?
UITPROBEREN
WAT IN DE PRAKTIJK?
GERELATEERDE BEGRIPPEN
Omschrijving
De startbekwame leerkracht heeft kennis van de wijze waarop in een taal woordvorming, woordverbuiging en
woordvervoeging tot stand komen en kan die kennis toepassen in zijn lessen.
Toelichting
In de morfologie onderscheidt men binnen woorden morfemen: de kleinste betekenisdragende eenheden in taal. Er zijn
twee typen morfemen: vrije en gebonden morfemen. Een vrij morfeem vormt in zijn eentje een woord dat niet verder is op te
splitsen in betekenisdragende delen, zoals huis. Een gebonden morfeem vormt alleen geen woord, maar kan aan een
bestaand woord worden toegevoegd, waarmee het betekenis toevoegt, zoals verhuis.
In het Nederlands kennen we vier verschillende morfologische procedures:
Vorming van samenstellingen
Twee bestaande woorden vormen samen een nieuw woord, waarbij het tweede deel de kern is, bijvoorbeeld: land + kaart.
Vorming van afleidingen
Een gebonden morfeem wordt aan een bestaand woord toegevoegd en vormt zo een nieuw woord, bijvoorbeeld land + ing.
Ook kunnen door een afleiding de grondwoorden van woordsoort veranderen, zoals: ziel + ig: van zelfstandig naamwoord naar
bijvoeglijk naamwoord.
Verbuiging
Een gebonden morfeem wordt aan een bestaand woord toegevoegd, (net als bij een afleiding), maar vormt geen nieuw
woord, bijvoorbeeld: land + je. Van verbuigingen is sprake bij de verbuigings-e, de vergrotende en de overtreffende trap bij
een bijvoeglijk naamwoord, bij meervoudsvormen en verkleiningen bij zelfstandige naamwoorden.
Vervoeging
Dit lijkt op verbuiging, maar wordt toegepast op werkwoordsvormen, bijvoorbeeld: land + t. De betekenis van t is abstract en
grammaticaal van aard, namelijk tweede of derde persoon enkelvoud.
Met behulp van de eerste twee procedures en door gebruik van leenwoorden en creatieve nieuwvormingen (bijvoorbeeld:
halvarine) breidt de woordenschat zich dynamisch uit. De wijze van woordvorming is taalspecifiek, dat wil zeggen dat in
andere talen woordvorming, -verbuiging en -vervoeging op een andere wijze tot stand kan komen.
Morfemen spelen een belangrijke rol in de Nederlandse spelling. Als één van de uitzonderingen op de hoofdregel (het
fonologisch principe) bestaat het morfologisch principe: morfemen worden steeds op dezelfde wijze geschreven.
De schrijfwijze is bijvoorbeeld land en niet lant, omdat in het woord landen hetzelfde morfeem met een d geschreven wordt.
Binnenkort vind je hier artikelen en verwijzingen naar (hand)boeken en internetsites die je kunt gebruiken om het
begrip nader te duiden.
Binnenkort vind je hier filmpjes of illustraties die je kunt gebruiken om het begrip te visualiseren.
Binnenkort vind je hier voorbeelden uit de onderwijspraktijk (lesvoorbeelden, checklists, kijkwijzers) om te zien hoe het
begrip toepassing kent.
Binnenkort vind je hier de begrippen uit de kennisbasis die aan dit begrip zijn gerelateerd.