LEERLIJNEN TAALBESCHOUWING
DIT PLATFORM IS MEDE MOGELIJK GEMAAKT DOOR ONDERSTEUNING VAN CONTACT MET TAALME.NU DOORZOEK TAALME.NU ZOEKEN info@taalme.nu colofon
Het begrip wordt geduid door het presenteren van de definitie uit de kennisbasis (uitleggen), door het aanreiken van ondersteunende theorie (uitbreiden), door het bieden van visualisatie in de vorm van film- of illustratiemateriaal (uitbeelden) en door het geven van praktijkvoorbeelden waaruit de toepassing van het begrip blijkt (uitproberen).
Het begrip
UITLEGGEN WAT?
UITBREIDEN WAT IN DE THEORIE?
UITBEELDEN WAT OP BEELD?
UITPROBEREN WAT IN DE PRAKTIJK?
GERELATEERDE BEGRIPPEN
Omschrijving De startbekwame leerkracht heeft inzicht in de doorgaande leerlijnen taalbeschouwing, zodat hij een evenwichtige keuze kan maken in het aanbod van de leerstofonderdelen. Toelichting Taalmethoden Methoden beschikken over leerlijnen taalbeschouwing. Zij hanteren een zeer verschillend aanbod, deels verwerkt in leerlijnen schriftelijk onderwijs en vaak als aparte leerlijn voor woordbenoemen en zinsontleden. In die afzonderlijke leerlijn voor woordbenoemen en zinsontleden worden vaak de woordsoorten en zinsdelen door elkaar behandeld. Het aantal en de soorten zinsdelen die in methoden aan bod komen, lopen ook uiteen, evenals de volgorde waarin onderdelen worden behandeld. SLO, Tussendoelen en Leerlijnen (www.tule.nl) De SLO heeft een leerlijn taalbeschouwing geformuleerd op basis van de kerndoelen. Onder kerndoel 11 en 12 worden leerlijnen geschetst met hierin metatalige begrippen en reflectie op taal als systeem, ten dienste van de beginnende en de gevorderde geletterdheid. Expertisecentrum Nederlands Het Expertisecentrum Nederlands formuleerde tussendoelen en leerlijnen gevorderde geletterdheid voor groep 4 tot en met 8 (Aarnoutse & Verhoeven 2003). In de leerlijn Reflectie op geschreven taal wordt aandacht besteed aan de volgende taalbeschouwelijke tussendoelen: Middenbouw - leerlingen weten dat uiteenlopende tekstgenres verschillende functies hebben; - leerlingen hebben zicht op de processen van schriftelijk taalgebruik; - leerlingen maken onderscheid tussen woordsoorten; - leerlingen kennen de afgrenzing van een zin; - leerlingen kennen de globale structuur van verhalen en informatieve teksten. Bovenbouw - leerlingen zijn in staat qua functie en structuur onderscheid te maken tussen verhalende, informatieve, argumentatieve, directieve en expressieve teksten; - leerlingen zijn in staat om verbuiging van naamwoorden en vervoeging van werkwoorden te interpreteren en toe te passen; - leerlingen beheersen basale grammaticale begrippen, zoals onderwerp, gezegde en persoonsvorm; - leerlingen maken het onderscheid tussen formeel en informeel gebruik van geschreven taal; - leerlingen begrijpen dat de geschreven taalcode is gebaseerd op de standaardtaal. Daarnaast komen in verschillende leerlijnen tussendoelen voor waarin reflectie op taal een rol speelt. In alle leerlijnen is zichtbaar dat het domein taalbeschouwing moeilijk is af te bakenen binnen het schriftelijke en mondelinge onderwijs.
Binnenkort vind je hier artikelen en verwijzingen naar (hand)boeken en internetsites die je kunt gebruiken om het begrip nader te duiden.
Binnenkort vind je hier filmpjes of illustraties die je kunt gebruiken om het begrip te visualiseren.
Binnenkort vind je hier voorbeelden uit de onderwijspraktijk (lesvoorbeelden, checklists, kijkwijzers) om te zien hoe het begrip toepassing kent.
Binnenkort vind je hier de begrippen uit de kennisbasis die aan dit begrip zijn gerelateerd.