TEKSTKENMERKEN
Het begrip wordt geduid door het presenteren van de definitie uit de kennisbasis (uitleggen), door het aanreiken van ondersteunende
theorie (uitbreiden), door het bieden van visualisatie in de vorm van film- of illustratiemateriaal (uitbeelden) en door het geven van
praktijkvoorbeelden waaruit de toepassing van het begrip blijkt (uitproberen).
Het begrip
UITLEGGEN
WAT?
UITBREIDEN
WAT IN DE THEORIE?
UITBEELDEN
WAT OP BEELD?
UITPROBEREN
WAT IN DE PRAKTIJK?
GERELATEERDE BEGRIPPEN
Omschrijving
De startbekwame leerkracht legt verbanden tussen de inhoud (thema), de vorm (taalgebruik en structuur) en de bedoeling
(doel) enerzijds en anderzijds de tekstsoort.
Toelichting
Tekstkenmerken spelen een rol bij het lezen, begrijpen en schrijven van een tekst en zijn bepalend voor de moeilijkheidsgraad
van de tekst:
Inhoud
Als een leerling geïnteresseerd is in slangen en al veel over dit onderwerp weet, zal hij een tekst over slangen sneller begrijpen
en kan hij vlotter een tekst over slangen schrijven.
Structuur
Leerlingen die weten dat tekstsoorten volgens een bepaalde structuur zijn opgebouwd, profiteren van deze kennis wanneer ze
een tekst lezen of zelf schrijven. Bij verhalende teksten wordt bijvoorbeeld in het begin de hoofdpersoon voorgesteld en zijn
situatie beschreven. Vervolgens komen het doel van de hoofdpersoon en het plan dat de hoofdpersoon bedenkt om het doel te
bereiken aan de orde. Daarna volgt een beschrijving van de handelingen die de hoofdpersoon uitvoert, de problemen die hij
tegenkomt en het resultaat dat hij bereikt. Een slotzin rondt het verhaal af.
Taalgebruik
Een tekst met veel moeilijke en onbekende woorden is lastig te lezen en te begrijpen. Wanneer een lezer 10% van de woorden
niet begrijpt, is de tekst al onbegrijpelijk voor hem. Ook complexe zinnen zorgen ervoor dat de lezer meer moeite moet doen om
de tekst te begrijpen. De schrijver moet zijn taalgebruik dan ook aanpassen aan zijn publiek, anders wordt zijn tekst niet
begrepen.
Bedoeling
Voor de lezer en voor de schrijver is het belangrijk om te weten wat de bedoeling van de tekst is. Wanneer de lezer iets wil weten
over de ijstijd, kan hij beter een informatieve tekst kiezen dan een verhaal. De schrijver van dat informatieve boek over de ijstijd
wilde ook feitelijke informatie overbrengen aan de lezer. De schrijver van het verhaal wilde de lezer amuseren met een mooi
verhaal dat hij in de ijstijd liet afspelen en heeft niet zoveel oog gehad voor de feiten over de ijstijd.
Binnenkort vind je hier artikelen en verwijzingen naar (hand)boeken en internetsites die je kunt gebruiken om het
begrip nader te duiden.
Binnenkort vind je hier filmpjes of illustraties die je kunt gebruiken om het begrip te visualiseren.
Binnenkort vind je hier voorbeelden uit de onderwijspraktijk (lesvoorbeelden, checklists, kijkwijzers) om te zien hoe het
begrip toepassing kent.
Binnenkort vind je hier de begrippen uit de kennisbasis die aan dit begrip zijn gerelateerd.